Conținut
Als instructeur ontkom je er niet aan regelmatig de vorderingen van jouw kinderen te toetsen. Op die manier volg je de individuele voortgang van kinderen. Vlak voor het examen gebruik je de vaardigheidstoets ook om vast te stellen of een deelnemer toe is aan het afzwemmen voor een diploma. Je wilt immers niet dat een kind onnodig zakt voor het examen. Dan kan je een kind beter nog niet op laten gaan en bespreken welke vaardigheden nog verbeterd moeten worden. leg je dit ook uit aan de ouders.
Je bereidt kinderen hierop voor door stelselmatig alle diploma eisen te oefenen en regelmatig te toetsen wat ze goed of minder goed beheersen. Bij het toetsen volg je stap voor stap de eisen die door jouw vereniging aan een bepaald diploma onderdeel worden gesteld. De meeste verenigingen doen dit aan de hand van afvinklijsten met een veld erachter voor opmerking voor wat er nog niet goed gaat of waar overleg over nodig is.
Jij zorgt dat de kinderen zich op hun gemak voelen, legt nog eens duidelijk uit wat ze nu gaan doen, zorgt dat het ordelijk en vlot verloopt en moedigt ze aan. Vooraf leg je de materialen en ander benodigdheden klaar en legt goed vast wat het resultaat is. Je handelt de formaliteiten af, die aan jou zijn opgedragen.
Bij het toetsen zelf kan je kinderen een hart onder de riem steken. Het is nog geen examen en ze hebben nog tijd om te leren wat beter kan. Blijf altijd positief en aardig bij het bespreken van de resultaten.
Obțineți insigna de activitate
Je werkt gericht aan alle vaardigheden en leert de kinderen alle vaardigheden die ze in jouw groep of voor een diploma moeten beheersen. Om te kijken wat ze kunnen en als voorbereiding op het afzwemmen, wordt getoetst of ze het ook kunnen volgens een vooraf vastgesteld protocol waarin alle handelingen en vaardigheden staan.
Het is voor de deelnemers van groot belang dat de test:
- Ordelijk en goed verloopt tijdens de test. Maak dus goede afspraken over hoe je te werk gaat en wat je van de kinderen verwacht.
- Dat alle materialen en benodigdheden klaar liggen en dat je niet tussendoor hoeft weg te lopen. klaarligt,
- Op tijd kan starten, zodat je afkrijgt wat je je vooraf had voorgenomen.
Tijdens de test vinkt je per kind af wat goed of minder goed gaat en schrijft erbij waaraan gewerkt moet worden en wat je met collega's wil bespreken. Als je dit nauwgezet doet, weet je waar je aan moet werken per kind en of je ze op kan laten gaan voor hun diploma. Ook weet je wat je nog te doen staat.
Na afloop bespreek je de resultaten van de toets op een positieve manier, zodat een kind ook snapt waarom je hebt getest.
Tasks
Emisă de organizator sau prin scanarea codului QR
Aan de taak lesgeven is voldaan als in het protocol beschreven deeltaken zijn behaald met de aangegeven resultaten.
Binnen deze taak voer je de volgende taakonderdelen uit. Per onderdeel staat eerst het resultaat vermeld:
1. Begeleidt sporters bij vaardigheidstoetsen
De resultaten van deze deeltaak zijn:
- De begeleiding sluit aan bij deelnemers.
- De hygiëneregels zijn nageleefd.
- De omgang is sportief en respectvol.
Aandachtspunten daarbij zijn:
- Luistert naar deelnemers.
- Spreekt sporters aan op (sport)gedrag.
- Bewaakt (en ziet toe op) hygiëne en verzorging (conform geldende normen en richtlijnen).
- Gaat sportief en respectvol om met alle betrokkenen.
- Vertoont voorbeeldgedrag op en rond de sportlocatie.
2. Bereidt vaardigheidstoetsen voor
De resultaten van deze deeltaak zijn:
- De sporters zijn klaar voor de vaardigheidstoets.
- Het materiaal staat klaar voor de vaardigheidstoets.
Aandachtspunten daarbij zijn:
- Zorgt ervoor dat de sporters op tijd aanwezig zijn op de gewenste plek.
- Komt afspraken na.
- Zorgt dat het materiaal in orde is.
3. Geeft aanwijzingen
De resultaten van deze deeltaak zijn:
- De aanwijzingen zijn passend bij de aard en de regels van de vaardigheidstoets.
- De aanwijzingen zijn afgestemd op het niveau en de beleving van de sporters.
- De aanwijzingen dragen bij aan de ontwikkeling van de sporters en het positieve verloop van de vaardigheidstoets.
Aandachtspunten daarbij zijn:
- Geeft sporters aanwijzingen met betrekking tot de vaardigheidstoets.
- Coacht positief.
- Legt uit en past relevante regels toe.
- Zorgt dat sporters zich aan de regels houden. Vangt sporters na afloop van de vaardigheidstoets op.
4. Evalueert vaardigheidstoetsen en reflecteert over eigen handelen
De resultaten van deze deeltaak zijn:
- De evaluatie is gericht op wat goed ging en wat beter kan.
- De zelfreflectie leidt tot inzicht in de eigen bekwaamheden en ontwikkelpunten bij het begeleiden van vaardigheidstoetsen.
Aandachtspunten daarbij zijn:
- Evalueert samen met de sporters de vaardigheidstoets.
- Verzorgt reglementaire zaken voor en na de vaardigheidstoets.
- Reflecteert op eigen handelen